
De opstanding
Waarom stond Jezus op uit de dood? En waarom is de opstanding zo belangrijk voor ons vandaag?
Het zondeprobleem
De opstanding van Jezus Christus is zonder twijfel de grootste gebeurtenis in de geschiedenis van de mensheid. Jezus’ opstanding biedt een oplossing voor het grootste probleem van de mens: het zondeprobleem.
De universele mens is zich bewust van de schuld van zonde. Het zondebesef van de mens heeft geleid tot het ontstaan van vele godsdiensten. Geen enkele godsdienst uit alle godsdiensten in de wereld heeft ooit een oplossing geboden voor het zondeprobleem. Jezus Christus alleen heeft de oplossing gebracht door Zijn dood en opstanding. Hij heeft met Zijn bloed de prijs betaald voor de zonden van de hele mensheid en heeft de dood overwonnen.
Er is nog een probleem waar Jezus een antwoord op heeft gegeven. De universele mens heeft door de eeuwen heen gehunkerd naar verzoening met God. De mens wilde niet alleen af van het zondeprobleem, maar ook in staat zijn om deel te nemen aan het leven en de natuur van God.
Door Jezus Christus hebben we deel aan de goddelijke natuur (zie 2 Petrus 1:4). Door Jezus’ opstanding is redding een feit en kan de mens naar de hemel gaan.
Zonder dood geen opstanding
Het is een feit dat er geen opstanding kan zijn, als iemand niet eerst sterft. Zonder een echte dood is er geen echte opstanding. Sommige mensen zeggen dat Jezus niet is gestorven, maar in coma lag. Maar de Bijbel spreekt hier heel duidelijk over.
In Johannes 19 lezen we dat de Romeinse regering verklaarde dat Jezus dood was. Het Joodse Sanhedrin (gerechtshof), dat de oorzaak was van Jezus’ dood, nam deze verklaring voor waar aan. Terwijl Jezus nog aan het kruis hing, staat er:
‘Die avond zou de sabbat beginnen. Daarom wilden de Joden niet dat de lichamen nog langer aan de kruisen zouden blijven hangen. Zij vroegen Pilatus hun benen te laten breken. Dan zouden zij eerder sterven en konden de lichamen vóór de sabbat van het kruis worden afgenomen, want dat was erg belangrijk.’ – Johannes 19:31
Het was gebruikelijk om de benen te breken van een gekruisigde, om het sterfproces te versnellen. Dit zou doorwerken op het zenuwstelsel en daarna het hart, zodat deze persoon plotseling stierf.
‘Daarop braken de soldaten eerst de benen van de twee mannen die gelijk met Jezus waren gekruisigd. Maar toen zij bij Jezus kwamen, zagen zij dat Hij al gestorven was. Daarom braken zij Zijn benen niet. Wel stak een van de soldaten zijn speer in Jezus’ zij. Meteen kwam er bloed en water uit.’ – Johannes 19:32-34
Toen de soldaten bij Jezus kwamen, zagen zij dat Hij al gestorven was. Het lichaam was koud en verstijfd. De soldaat nam zijn speer en stak hem in Zijn zij. Er stroomde water en bloed uit. Jezus was echt gestorven.
De balseming van het lichaam
‘Na deze gebeurtenissen vroeg Jozef van Arimathea aan Pilatus of hij Jezus’ lichaam mocht wegnemen. Pilatus vond het goed. Deze Jozef was een leerling van Jezus. Maar hij had er niet voor durven uitkomen, omdat hij bang was voor de Joden. Daarop haalde hij Jezus’ lichaam van het kruis af. Nikodemus, die op een nacht met Jezus was komen praten, ging met hem mee. Hij had ruim dertig kilo balsemkruiden bij zich, een mengsel van mirre en aloë. De twee mannen wikkelden Jezus’ lichaam met de geurige kruiden in linnen doeken, want dat is bij de Joden de gewoonte als ze iemand gaan begraven.’ – Johannes 19:38-40
Het was de gewoonte van de Joden om, nadat iemand gestorven was, het lichaam te balsemen. Jozef van Arimathea en Nikodemus namen het kostbare lichaam van Jezus van het kruis, wasten het, namen de linnen doeken en smeerden het in met een mengsel van mirre en aloë.
De opstanding
Daarna lezen we:
‘Op de ochtend van de eerste dag van de week (zondag, de dag na de sabbat), ging Maria van Magdala al heel vroeg naar het graf. Toen zij daar aankwam, zag zij dat de steen voor de ingang was weggerold. Zo vlug ze kon, holde zij naar Simon Petrus en de leerling die Jezusʼ beste vriend was. ‘De Here is uit het graf gehaald!’ zei ze. ‘Wij weten niet waar ze Hem hebben neergelegd.’ Petrus en de andere leerling renden onmiddellijk naar het graf, maar de andere leerling liep vlugger dan Petrus en was er het eerst. Hij boog zich voorover, keek in het graf en zag alleen de linnen windsels liggen. Maar hij ging niet naar binnen. Petrus, die even na hem was gekomen, ging het graf wel binnen. Hij zag de windsels en ook de doek waarmee Jezusʼ hoofd bedekt was geweest. Die doek was opgerold en lag apart. De andere leerling ging toen ook naar binnen. Door wat hij zag, geloofde hij dat Jezus weer levend was geworden. Want zij hadden nog niet begrepen dat Hij volgens de Boeken uit de dood zou terugkomen.’ – Johannes 20:1-9
Niet een van de discipelen geloofde dat Jezus uit de dood zou opstaan. Wat maakte dan dat Johannes geloofde? Hij geloofde omdat hij zag dat Jezus uit de cocon was gekomen, terwijl de windsels intact waren gebleven.
Na de opstanding
In een uur tijd werd de hele stad Jeruzalem bewogen op zijn grondvesten door het opstandingswonder. Wat denk je dat Petrus en Johannes deden? Hielden zij zich stil? Ik weet wat ze zeiden: ‘Hij is opgestaan!’
En wat deden de mensen? Bleven ze staan praten? Honderdduizenden Joden bezochten het graf en keerden terug om het nieuws te vertellen. Die hele dag vertelde het lege graf het verhaal dat Jezus was opgestaan uit de dood.
Dit ging dag na dag en week na week door. En toen, na 40 dagen, volgden 500 broeders Jezus naar de Olijfberg, waar ze Hem naar de hemel zagen gaan. Wat denk je dat die 500 broeders de menigte mensen vertelden? Zonder twijfel werd er over niets anders gepraat.
Pinksteren
En toen, 50 dagen na Zijn opstanding, gebeurde er nog iets wonderlijks. Ineens was er het geluid te horen alsof er een storm opstak (zie Handelingen 2:2). Het grote plein stond vol mensen. Ze hoorden 120 mannen en vrouwen in vreemde talen spreken en God loven, terwijl ze over de opstanding van Jezus vertelden.
Elk persoon hoorde de eerste boodschap over Jezus in zijn eigen taal en van de lippen van Galilese vissers. Sommigen lachten erom, maar anderen waren serieus (zie Handelingen 2:5-13). Het was de climax die Jeruzalem 50 dagen lang deed schudden en de Joodse natie deed verbijsteren.
Als Jezus’ opstanding een leugen was geweest, hadden de hogepriesters Annas en Kajafas hun hand kunnen opheffen en kunnen zeggen: ‘Heren, we weten waar het lichaam van Jezus is. Hij is nooit opgestaan.’ Maar zij hebben nooit hun stem verheven. Zij wisten dat Jezus uit de dood was opgestaan.
Conclusie
Wat voor conclusies kunnen wij trekken uit het feit dat Jezus Christus uit de dood is opgestaan? Hier zijn drie punten.
1) We weten dat Jezus de Zoon van God is.
2) We weten dat Jezus voor onze zonden gestorven is, zoals voorspeld was. En Hij is voor onze rechtvaardiging weer uit de dood opgestaan.
3) We weten dat God iedereen redt die Jezus Christus in zijn hart aanneemt. Want de Bijbel zegt:
‘God heeft zoveel liefde voor de wereld dat Hij Zijn enige Zoon heeft gegeven, zodat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat maar eeuwig leven heeft.’ – Johannes 3:16
‘God nam Christus, die geen zonde gedaan had, en belastte Hem met onze zonden. In ruil daarvoor rekent God de rechtvaardigheid van Christus aan ons toe.’ – 2 Korinthiërs 5:21
Over John G. Lake
John Graham Lake (1870-1935) was een van de meest krachtige genezingsevangelisten van de vorige eeuw. Zijn levenswerk omvatte twee continenten: Noord-Amerika en Afrika. In 1908 startte hij zijn eigen bediening in Zuid-Afrika. In vijf jaar tijd zag hij een miljoen mensen tot bekering komen, plantte hij honderden kerken en deed hij meer dan duizend lokale predikers opstaan. Zijn bediening omvatte ontelbare bekeringen, genezingen en bevrijdingen, waaronder de oprichting van honderden kerken en bedieningen.
Lees ook: ‘Geloofslessen van de oude leermeesters – Oswald J. Smith’